Zadie Smith: ‘De geschiedenis herhaalt zich? Dat is zó nihilistisch. Wie dat zegt is zeker niet zwart’

Haar nieuwste boek is een historische roman, maar tot een paar jaar geleden had Zadie Smith een uitgesproken vooroordeel tégen historische romans. Die waren per definitie conservatief, in esthetisch en in politiek opzicht, vond de literatuurstudent die ze ooit was, en die op het genre neerkeek. Historische romans relevant? Net als verkleedpartijen zeker.

En historische romans van Engelse schrijvers vond ze al helemaal niet te verdragen. Van nature waren de Engelsen toch al overdadig gebiologeerd door hun eigen verleden, bevangen door zelfvertedering om hun koddige tradities en door het chauvinisme van ‘Britannia rules the waves!’. De historische roman wentelde zich in dat even roemruchte als knusse verleden, het was een en al nostalgie.

Inmiddels is ze ervan teruggekomen. Een verkenning van het verleden hoeft geen slaafse imitatie ervan te zijn, erkende de schrijfster deze zomer in een essay in The New Yorker. „Je kunt het verleden benaderen vanuit een onderzoekende invalshoek, of je kunt je er sluw van ontdoen”, schreef Smith. „En sommige historische fictie bezit het vermogen om je perspectief radicaal om te gooien, niet alleen je perspectief op het verleden, maar ook op het heden.”

Was dat ook haar ambitie, met haar eerste historische roman, die ze dit najaar uitbracht? „Ja, natuurlijk was dat mijn ambitie, dat was het hele punt”, zegt Zadie Smith (1975) ferm, in het raamloze vergaderzaaltje van haar hotel in Den Haag. Onder het praktische systeemplafond is de wand bekleed met een gigantische foto van het Mauritshuis en het Torentje.

„Toen ik me verdiepte in de negentiende eeuw werd mijn perspectief op dezelfde manier uitgedaagd, gekanteld. Ik ben niet gek, ik wist heus al dat het Britse basisschoolsysteem uit de negentiende eeuw stamt, net als alle parken, net als alle ziekenhuizen. Er móéten dus wel sociale hervormingen hebben plaatsgevonden. En toch schrijven de geschiedenisboeken nu zo eensluidend over die Victoriaanse tijd” – de periode tussen 1837 en 1901, toen koningin Victoria aan de macht was – „als een achterlijke periode van onderdrukking, dat ik bijna vergeten was dat dat ook de tijd was van de uitbreiding van het kiesrecht, van het socialisme, van bevrijdingsbewegingen, abolitionisme.”

Waarom is dat niet het heersende verhaal?

„Ja, dat vroeg ik me ook af. Toen ik nog lesgaf aan studenten bekroop me het idee dat de jonge generatie een of andere verschrikkelijke loer wordt gedraaid. Zij leken vastbesloten om zich volledig af te snijden van het verleden. Ik vermoedde dat hen dat doelbewust was aangedaan, want de winnaars van het kapitalisme komt het goed uit dat jongeren het verleden niet kennen. Techbedrijven willen dat je denkt dat alleen het nu bestaat en dat de telefoon in je hand de enige waarheid is. Daar word je apolitiek en nihilistisch van. Waardoor je denkt: er verandert nooit iets. Dat is ontmoedigingsbeleid, om ervoor te zorgen dat je je afgezonderd voelt, alleen. Dan denk je niet: goh, het verleden is méér dan een grappig behangetje, het bevat interessante feiten, daar zouden we iets van kunnen leren.

„Ik wilde een roman schrijven die een brug slaat naar het verleden, om mensen eraan te herinneren dat er eerder enorme, onrechtvaardige systemen bestonden gebaseerd op kapitaal. Ja, ik doel op slavernij. Wil je misschien weten hoe dat systeem omvergeworpen is?”

We zijn niet enkel de machteloze, beestachtige slachtoffers van een beestachtig systeem

Zadie Smiths nieuwe roman heet The Fraud. Oftewel: de fraude, het bedrog. Maar ook: de bedrieger, de oplichter. (Charlatan, luidt de Nederlandse titel.) Er zit bedrog in alle lijnen die de op historische feiten en bestaande figuren gebaseerde roman kent. Overal lopen charlatans rond, al is niet iedereen zich ervan bewust er een te zijn. Zo gaat het over de gemoedelijke veelschrijver William Ainsworth, die meent alles te kunnen schrijven wat hij wil, zijn publiek is er toch dolgelukkig mee, of hij zich nu om waarachtigheid bekommert of de boel uit z’n duim zuigt. De hoofdpersoon van de roman, zijn huishoudster Eliza Touchet, ziet wel de beperkingen van haar broodheer in, die ze exemplarisch vindt voor alle gegoede Britten. Ze verdraagt de oneerlijkheid steeds minder.

Intussen discussieert het huishouden, net als de rest van het Britse volk, fel over de Tichborne-rechtszaak, een geruchtmakende juridische strijd van een man die pretendeert de verloren zoon van de aristocratische familie Tichborne te zijn – en zo aanspraak maakt op een grote som geld. Dat hij overduidelijk een oplichter is, die zich bijvoorbeeld geen woord meer herinnert van het Frans dat hij als deftige jongeling vloeiend sprak, deert zijn volkse aanhang niet; die zijn woest dat de aristocraten hem niet willen geloven.

De rechtszaak wordt het brandpunt van een klassenstrijd, een mediarel, een massahysterie, die ook nog over racisme gaat, of over de blinde voortrekkerij in reactie daarop. De belangrijkste getuige voor de pretendent, de verstandige en sympathieke Andrew Bogle, is bevrijd uit Jamaicaanse slavernij. Eliza, die het hart op de goede plek heeft, wil hem dolgraag geloven.

Charles Dickens heeft ook een bijrol in de roman, hij is een van de vrienden van Ainsworth. Waarom koos u eigenlijk niet voor hem, maar voor een slechte schrijver als Ainsworth in zo’n prominente rol?

„Denk je dan dat mensen met minder talent ook minder interessant zijn?”

Nee, nee! Maar Dickens’ werk overleefde de jaren, maakt dat hem niet betekenisvoller of interessanter?

„Dat is in wezen dezelfde vraag. Deze roman gaat helemaal over de onrechtvaardigheid van meritocratie: dat je meer interesse en aandacht zou moeten hebben voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld mensen met talent. Waarom zou je? Als je die redenering volgt, verdient het kind dat goed is in wiskunde een beter leven, toch? Zo zitten veel Europese scholen in elkaar. Maar het is een vreemd, negentiende-eeuws argument dat niets met sociale rechtvaardigheid te maken heeft.”

Maar Dickens…

„Ja, Dickens was buitengewoon. Zijn werk is niet onleesbaar geworden, hij was kennelijk niet gevoelig voor de clichés van zijn tijd. Maar hij is een soort kinderboekenschrijver, toegankelijk en opgewekt, een twaalfjarige kan zijn werk prima volgen, maar het is ook eenduidig: dit zijn de goeien en dit de slechteriken. Ik kies als personage dan liever Ainsworth, een ongelooflijk lieve, genereuze, populaire en talentloze man. Een interessante reeks tegenstrijdigheden. En hij kwam uit de buurt waar ik ook vandaan kom, dat is een persoonlijk argument.”

Over de Tichborne-zaak bestudeerde u vermoedelijk ook allerlei historisch materiaal. Bij uw vorige boek ging u nog op de barricade voor de fictie, voor de kracht van verzonnen verhalen. Was de feitelijkheid van het verleden nu geen last?

„Ik denk dat dat voor lezers anders lijkt dan het voor schrijvers voelt, maar of je nou dingen verzint of je op feiten baseert, dat maakt nauwelijks verschil. Je moet er toch een verhaal van maken. Het schrijfproces is misschien anders, omdat er eerst onderzoek naar feiten bij komt kijken. Maar feitelijke informatie maakt nog geen roman. Elke scène moet verzonnen worden, alle personages moet je je levendig voorstellen. Als je dat doet, maak je per definitie fictie. Maar het is een roman óver feiten.”

Ja, Dickens was buitengewoon. Maar hij is een soort kinderboekenschrijver, toegankelijk en opgewekt, een twaalfjarige kan het volgen

Maar feiten werpen een verantwoordelijkheid op: ze moeten kloppen. Je kunt niet naar hartelust verzinnen.

„Die verantwoordelijkheid heb ik vooral naar de waarheid zoals ik die zie. Toen ik de geschiedenissen over Victoriaans Engeland las, zag ik in: iedere historicus schrijft het verhaal dat hem interesseert. De Victoriaanse tijd zoals die beschreven werd in 1928 is heel anders dan die van de historicus uit 2014. Ze geloven dat ze de waarheid opschrijven, maar ze hebben ook een ideologie. Je krijgt altijd een interpretatie van de feiten. Geschiedenisboeken die menen het negentiende-eeuwse Engeland recht te doen en dan één pagina aan de Caraïben wijden, één pagina aan India… Ze zullen vast oprecht goede intenties hebben gehad, maar naar mijn idee is dat te weinig. Het geld dat aan de Caraïben onttrokken werd, heeft driehonderd jaar van Britse expansie en ontwikkeling gefinancierd. Dat is niet ideologisch, dat is feitelijk.”

Foto Merlijn Doomernik

Er zit wel een ideologisch kantje aan, want u zei toch dat u schrijft voor een hedendaags publiek dat u kennis gunt van sociale protestbewegingen?

„Dat is een deel van het verhaal – ik heb een roman geschreven van 400 bladzijden, die gaat niet alleen maar over sociale protestbewegingen. Maar inderdaad, in de negentiende eeuw was er een grote, veelzijdige protestbeweging, van arbeiders, vrouwen, slaven, abolitionisten – en dat lijkt me nu een les voor links. En voor de klimaatbeweging. Als je mensen kunt verenigen in hun gedeelde belangen en ze niet het idee geeft dat ze slechts één onbelangrijk persoontje zijn en ook nog eigenlijk medeplichtig aan waartegen ze protesteren, kan er iets veranderen.”

Ik vond het ook gewoon een léúk boek.

„Ik ben dan ook geen politiek activist. Maar ik weet dat, als je mensen aan jouw kant wilt krijgen, je ze iets moet geven waardoor ze je kant willen kiezen. Dat is geen compromis, dat is politiek gevoel.”

Dus die analogie tussen de slavernij destijds en het tech-kapitalisme nu…

„Dat is geen analogie die ik bedacht heb, hè. Die is gewoon waar. Slavernij was een systeem dat meer geld heeft opgebracht dan wat ook in de geschiedenis van de wereld, behalve tech. En misschien de spoorwegen, aan het begin van de twintigste eeuw. Dit soort systemen komen eens in de zoveel tijd voorbij en het is verdomd lastig om ze in te tomen. Al is het maar omdat mensen zich er niet bewust van zijn, nu noch toen. In de lesstof op Britse scholen komen de Jamaicaanse suikerplantages niet voor. Een interviewer in Keulen zei me laatst dat hij verbaasd was dat de Britse plantages in Jamaica zo groot waren, hij kende dat alleen van de Amerikanen. Maar dit is geen klein bier. Toen de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog uitbrak, raakten de Britten jaarlijks honderdduizenden dollars aan inkomsten uit de tabaksindustrie kwijt. Maar ondertussen werd het tienvoudige verdiend aan de suikerplantages op Jamaica.”


Lees ook
De NRC-recensie van Zadie Smiths nieuwste roman (●●●●)

Frederick Sargent schilderde ergens tussen 1873 en 1899 <strong>het Tichborne- proces</strong>, in het midden Henry Bogle.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/11/zadie-smith-ac280c298de-geschiedenis-herhaalt-zich-dat-is-zac2b3-nihilistisch-wie-dat-zegt-is-zeker-niet-zwartac280c299-2.jpg”><br />
</a> </p>
<p class=Is dit uw verhaal vanwege uw eigen band met Jamaica, als dochter van een Jamaicaanse moeder?

„Natuurlijk vertel ik dit verhaal omdat ik een sentimentele connectie met Jamaica heb, maar zoveel als het mij aangaat, gaat het ieder mens aan. Ik zie het vertellen van dit verhaal ook helemaal niet als een uitvloeisel van de cultuuroorlogen, van: jouw mensen deden dit mijn mensen aan. Dat interesseert me niet, daar gaat geschiedenis voor mij niet om. Zo hoef ik ook niet genetisch verbonden te zijn met de Holocaust om het grote onrecht te kunnen zien. Ik hoef ook niet Palestijns te zijn om te weten dat de toestand van de Palestijnse bevolking mij aangaat.”

Veel Europese landen hebben een slavernijverleden, maar de kennis ervan houdt op bij de grens. In Nederland leren we nauwelijks wat de Belgen in Congo aanrichtten, bijvoorbeeld.

„En het interessante zou zijn om die verhalen in samenhang te vertellen, zodat je een geschiedenis van het kapitalisme krijgt, want daar hebben we het over.”

En daarin is niets veranderd, toont de analogie tussen slavernij en tech?

„De geschiedenis herhaalt zich? Dat is zó nihilistisch. Wie dat zegt is zeker niet zwart, want ik zou echt niet terug willen naar 1966 of 1876. Het leven is niet perfect, maar ik heb tenminste burgerrechten. En je kunt me niet lynchen. Er is geen vergelijk. Je realiseert je misschien niet… Misschien realiseren witte mensen zich soms niet hoeveel van je menselijke zelfwaarde voortkomt uit de geschiedenis. Niet dat je ’s ochtends wakker wordt en de Franse Revolutie hoeft te bedanken, maar daar is zoveel gebeurd voor het gevoel een betekenisvol individu te zijn. En in dat opzicht doen raciale verschillen er ook toe: voor mij is het belangrijk om kennis te hebben van de uitbuiting van slavernij, maar ook dat er slaven waren die werkten, geld verdienden, dat er op plantages ambachtslieden werkten, dat daar zwarte artsen en verpleegsters waren. We zijn niet enkel de machteloze, beestachtige slachtoffers van een beestachtig systeem. Als ik dat zeg wil ik niet slavernij relativeren, maar laten zien dat mensen onder alle omstandigheden manieren vinden om te overleven. Je moet weten dat dat mogelijk is. Velen konden dat niet, dat is ook geen schande, het is geen schande om te worden vermorzeld onder de wielen die gemaakt zijn om je te vermorzelen.”

Wat heeft die wetenschap u dan opgeleverd?

„Het vermogen om niet te oordelen over mensen, denk ik. De vreemde getuigenis van de bevrijde slaaf Andrew Bogle, of de verhalen van zwarte mensen die als plantageopzichter werkten – daar kun je schande van spreken, maar het is volwassener om ze te zien in het mechanisme van kapitaal en macht. Waar mensen macht hebben, zullen ze die gebruiken, of misbruiken, om anderen voor zich te laten werken. Dus je moet je inzetten voor regulering van macht, niet voor het voortrekken van de een of de ander.”

Maar dan stuiten we op de alomtegenwoordige, ijzeren wetten van het kapitalisme. Valt daaraan te ontkomen?

„Weet je, het was de Griekse econoom en oud-minister Yanis Varoufakis die zei dat het kapitalisme al op z’n retour is. Ik heb dat gezien in de Verenigde Staten: in alle steden dystopische taferelen, mensen aan de drugs, dakloos. Behalve in Pittsburgh, een van de oudste bolwerken van het kapitalisme, waar familiebedrijven kerken, scholen en musea stichtten voor de arbeiders. Elders is dat achterwege gebleven en is het kapitalisme tot feodalisme verworden. Horigheid aan allesbepalende grote techbedrijven – technofeodalisme noemt Varoufakis het. Kapitalisme ligt aan de basis ervan, maar het is vooral veranderd in iets extreems.”

Wat is daar dan de uitweg uit?

„Zo mysterieus is dat niet. Je zou miljardairs zwaarder kunnen belasten. Je zou fiscale mazen kunnen dichten, het weglekken van geld naar belastingparadijzen aanpakken. Laten we eerst die dingen aanpakken, een beetje sociaaldemocratie, voor dat we apocalyptisch gaan doen.”